Vandaag las ik aan zee
drie gedichten.
Het eerste over oneindigheid,
over de immense vlakte
waarachter de zee zich had verschanst.
Ik hoorde het terug
in het krijsen van de meeuwen
boven de weidsheid van dit strand.
Het tweede handelde over herhaling,
over de kleine stroompjes in het zand
waarlangs het water terugvloeit.
Over de opkomende vloed, die deze
fijne vertakkingen weer uitwist.
Over de nieuwe stroompjes
wanneer de vloed zich terugtrok.
De middag was te kort
om dit volledig te begrijpen.
Het derde bleef lang raadselachtig,
regels onder het zand bedolven
verhaalde het van overgave,
van schelpen willoos op het strand geworpen.
Van de zwemmer die geen doel meer weet
dan de zachte deining van de golven.
Vandaag las ik aan zee
drie gedichten.
Dit gedicht is als prijswinnend gedicht voorgelezen op de Gedichtendag 26 januari 2006 in de Gemeentebibliotheek te Utrecht.