Binnen de muren van Fort Vechten
haalt de geschiedenis diep adem.
Terwijl ik me over de maquette buig
verkennen de jongens het terrein.
Bij Vechten willen zij soldaatje spelen
en in de kazematten kruipen.
Maar de munten diep onder de grond
spreken een andere taal: Fectio.
Een Romeins castellum aan de limes
van het grenzeloos Romeinse Rijk
spreekt nog altijd tot de verbeelding:
de wachttoren is weer opgebouwd.
Als in het najaar geur van houtvuur
het fort eeuwen terugvoert in de tijd
tonen ambachtslieden wat zij maken,
verhalen van liefde voor hout.
De natuur heeft het hier overgenomen
toen de soldaten waren verdwenen.
Fort Vechten, speeltuin, monument –
een geschiedenis ingehaald door dromen.
Dit gedicht schreef ik voor de Parade der poëten, een poëzieproject over cultureel erfgoed in de provincie Utrecht. Het is opgenomen in de bundel Parade der poëten, die 30 oktober 2016 gepresenteerd werd. Er zijn zes regionale wedstrijden gehouden om gedichten in te zamelen. Daarnaast nodigde de organisatie 15 gastdichters uit om een gedicht te schrijven over een belangrijk cultureel erfgoedobject in de provincie. Ik koos voor Fort bij Vechten, één van de grootste forten uit de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Omdat elke gastdichter slechts één gedicht mocht inzenden, sneuvelde mijn tweeluik. Alleen het gedicht ‘Fort bij Vechten’ is in de bundel geplaatst. ‘Aan de Waterlinie’ gaat aan dit gedicht vooraf.