Reïncarnatie

 

Wil iemand in mijn benen lopen,
in mijn mond zijn woorden leggen
en in mijn handen stijve vingers
soepel strekken voor pianospel
of strelen – wie wil mij aan?
 
Word ik de eerste keus of heeft
een mooier lichaam niet gepast?
Lig ik opgevouwen achteraan of
hang ik breeduit in de etalage?
 
Hoe weten zij hoe ik mij was?
Welk nog onzichtbaar etiket
is in mijn nekrand vastgezet?
 
 
 
Ester Naomi Perquin
uit: Servetten halfstok (2007)

 


Dit is het openingsgedicht uit de eerste bundel van Ester Naomi Perquin. Het is dus een belangrijk statement. Het gedicht werpt een origineel licht op het oude vraagstuk van de relatie tussen lichaam en geest. Ben ik mijn lichaam? Bestaat er iets van mij los van mijn lichaam? Reïncarnatie betekent letterlijk ‘opnieuw vleesgeworden’. Denk bijvoorbeeld ook aan het ‘incarnatus est’ in het Credo uit de rooms-katholieke mis. Daarmee wordt aangegeven, dat Christus als zoon van God mens geworden is. Over het algemeen denkt men bij reïncarnatie aan een ziel die, na het overlijden in een eerder leven, op aarde terugkeert in een nieuw lichaam.

De dichter kiest voor een ander perspectief. Er is een lichaam, dat in het gedicht als ‘ik’ aan het woord is. Dit lichaam vraagt zich af, welke ziel er in hem zal gaan huizen, met als onderliggende vraag de twijfel of het wel de moeite waard is. ‘Hoe weten zij hoe ik mij was?’ is een onnavolgbare formulering. De dichter is traditioneel gezien bovenal een denkend en voelend wezen dat zich van woorden bedient. Maar de dichter is ook een mens, die met existentiële vragen geconfronteerd wordt. Wie ben ik? Ben ik mijn lijf? Kan iemand anders voelen hoe het is om mij te zijn?

‘Welk nog onzichtbaar etiket / is in mijn nekrand vastgezet?’ Interessant in deze formulering is het woordje ‘nog’. Normaal zit een etiket in de boord van een overhemd, maar omdat het lichaam geen boord heeft kiest de dichter voor het neologisme ‘nekrand’. Het etiket in de nekrand heeft misschien wel dezelfde functie als de pijnappelklier bij Descartes: verbinding tussen de onstoffelijke ziel en het stoffelijke lichaam. De dichter heeft echter geen grote woorden nodig, om oude vragen nieuw leven in te blazen.

Reacties zijn gesloten.