Alles valt
maar niet(s)
op zijn plaats
alle bewegingen zijn omzichtig
aan bijna-niet handelen medeplichtig
er is in de meeste gebaren
verlammende vrees voor stolling gevaren
de drang tot actie door zichzelf gesust
maar stilstand garandeert geen rust.
Ellen Warmond (1930 – 2011)
uit: Kaalslag (1999)
Dit is een zeer nadrukkelijk gedicht. De titel die niets aan de verbeelding overlaat, de nadrukkelijke meerduidigheid van niet(s). ‘Alles valt maar niet op zijn plaats’ klinkt als: het lukt me maar niet om de dingen op een rijtje te krijgen. ‘Alles valt. Maar niets op zijn plaats’ lijkt meer iets weer te geven van: ik laat de hele tijd van alles uit mijn handen vallen, ik raak de dingen en de controle over de dingen kwijt. Blijkbaar vertrouwde de dichter er niet op, dat zonder de (s) de verschillende betekenissen bij de lezer voldoende zouden oplichten.
Met het eindrijm in de laatste drie strofen lijkt zij de harde werkelijkheid van haar ontboezemingen wat te willen verzachten. In de meeste andere gedichten uit Kaalslag komt geen rijm voor.
In de drie disticha wordt een zeer moeizame motoriek onder woorden gebracht. De ‘verlammende vrees voor stolling’ doet denken aan freezing bij de ziekte van Parkinson. De angst een beweging niet af te kunnen maken, of in een houding/situatie te belanden van waaruit men niet verder kan zal echter niet alleen door Parkinson-patiënten ervaren worden. De laatste regel is een mokerslag. Het moeizame bewegen leidt meer en meer tot stilstand, maar zeker niet tot verstilling. De geest draaft door, lijdt onder de onmacht, en wordt misschien ook door allerhande herinneringen en gevoelens overspoeld.
Kaalslag is de laatste bundel van Ellen Warmond, bij publicatie bijna 70 jaar. In de bundel hebben eenzaamheid en depressieve gevoelens de boventoon. Bovenstaand gedicht is één van de weinige waarin het lichaam op de voorgrond staat.