Schelp

 
De zeeschelp in mijn hand
is vandaag op het strand
door de zee neergelegd.
Haar zwijgen zegt
dat de wereld vergaat
en niets bestaat
dan alleen de zee.
Alle wel en wee
is maar vloed en ebbe.
Ik wil niets meer hebben
en leg de schelp weer
neer bij de zee.
 
 
Adriaan Roland Holst (1888 – 1976)
 
uit: Voorlopig (1976)
uitgever: Van Oorschot


Dit gedicht bevat kinderlijke, maar ook zeer wijze elementen. De oude dichter loopt langs de zee, zijn geliefkoosde plek. Als een kind dat voor het eerst op het strand is raapt hij een schelp op. Maar als hij hem aan zijn oor houdt, hoort hij vreemd genoeg geen ruisen. Deze stilte wijst hem op een breuk, op de eindigheid van het bestaan. De zee trekt zich daar niets van aan en brult door, golf na golf. En de dichter beseft, dat ook de uitersten in zijn gemoedstoestanden elkaar slechts hebben afgewisseld als getijden. Hij beseft de rijkdom van een leven dat vervuld is en zegt eenvoudigweg: ‘Ik wil niets meer hebben.’ En geheel in tegenstelling met het kind dat schelpen verzamelt en bewaart, legt de oude man de schelp terug bij de zee.

Reacties zijn gesloten.