Naam

 
Ik zie hoe ze mij negeert, nauwlettend
vanuit ooghoeken volgt, zich afvraagt
wat of waarom die man in haar huis.
 
Toch vraagt ze niet wie ik ben, waarom
ik kasten open, jassen lucht, ongevraagd
post opruim, schoonmaak, thee zet.
 
Ben ik een dokter, klusjesman, een
zoon misschien? Ze spreekt me aan met u,
je weet maar nooit, en glimlacht beleeft.
 
Ik speel mee, alstublieft mevrouw, uw thee
en schrik als ze vraagt wie dat is, die foto,
die vrouw met een kind op de arm.
 
 

Peter Swanborn (1963)
 
uit: Tot ook ik verwaai (2009)
uitgever: Podium


De afstand tussen de ik-persoon (zoon) en de ‘zij’ (moeder) lijkt groter dan in het andere gedicht van Swanborn op deze website. De zoon probeert zich te verplaatsen in zijn moeder, die hem in dit stadium van haar ziekte niet meer herkent. Als zorgende zoon is hij een manusje van alles geworden: dokter, klusjesman, werkster misschien. Hij lijkt zich in dit lot te schikken, het gedicht ademt een liefdevolle zorgzaamheid. Tot hij tot zijn schrik ziet, dat zij ook een vreemde geworden is voor zichzelf, en de foto van hun gedeelde verleden niet meer herkent. In dat ene beeld wordt de verwijdering pas echt voelbaar.

____

Najaar 2009 verscheen bij uitgeverij Podium Tot ook ik verwaai, een monument voor een dementerende moeder.

Deze eerste bundel bij Uitgeverij Podium gaat over dementie en wat deze ziekte met een mens en zijn omgeving doet. De bundel is een vervolg op de zes ‘L’ gedichten uit Bij het zien van zijn lichaam (2007), het debuut van Peter Swanborn.

Reacties zijn gesloten.