Is het vandaag of gistren, vraagt mijn moeder,
bladstil, gewichtloos drijvend op haar witte bed.
Altijd vandaag, zeg ik. Ze glimlacht vaag
en zegt: zijn we in Roden of Den Haag?
Wat later: kindje ik word veel te oud.
Ik troost haar, dierbare sneeuwwitte astronaut
zo ver al van de aarde weggedreven,
zo moedig uitgestapt en in de ruimte zwevend
zonder bestek en her en der.
Zij zoekt – het is een s.o.s.–
haar herkomst en haar zijn als kind
en niemand niemand, die haar vindt
zoals zij was. Haar Franse les
herhaalt zij van haar achtste jaar:
‘bijou, chou, croup, trou, clou, pou, où,
die eerste juffrouw, weet je wel
die valse ouwe mademoiselle
hoe heet ze nou. Ik ben zo moe.’
Had ik je maar als kind gekend,
die nu mijn kind en moeder bent.
Maria Vasalis (1909–1998)
uit: De oude kustlijn (2002)
uitgever: Van Oorschot
eerste publicatie: Tirade (1974)
Ik heb nog nooit één demente oudere horen vragen: ‘Is het vandaag of gisteren?’. En toch maakt deze openingszin de desoriëntatie van de oude moeder direct in alle hevigheid voelbaar. De ik-persoon geeft geen antwoord meer op de tweede vraag. Een feitelijk antwoord zou ook weinig oplossen. Wat blijft is het bieden van troost, van nabijheid. Maar de onmacht van wederzijdse onbereikbaarheid blijft, en wordt niet verhuld. In de slotstrofe wordt op kernachtige wijze de rolwisseling in de moeder-dochterverhouding onder woorden gebracht. En dat vele jaren voordat deze verwisseling van rollen in de gerontologische literatuur werd benoemd.