Het kwijt zijn van dingen
is een grootse vorm van zelfhaat.
Hoe hard alle andere dingen
ook roepen: ‘maar wíj zijn er toch?’,
je zoekt en zoekt, steeds kleiner,
steeds dieper begraven
onder wat je vond, terwijl het buiten
langzaam donker wordt.
Ingmar Heytze (1970)
Uit: Het ging over rozen (2002)
Uitgever: Podium
Bijgaand gedicht gebruik ik graag als illustratie bij lezingen over geheugenklachten bij ouderen en bij bijscholingen over de verschillende typen dementie, belicht vanuit de (neuro)psychologie. Het gedicht laat om te beginnen zien, dat het kwijt raken van dingen niet specifiek is voor ouderen: de Utrechtse dichter Ingmar Heytze schreef dit gedicht rond zijn dertigste. Ook illustreert het, dat het niet zinnig is om alleen te kijken naar wat mis gaat. Bij het omgaan met dementerende ouderen is het essentieel om mensen in hun waarde te laten, en hen zo veel mogelijk aan te spreken op wat zij nog wél kunnen! Om meer aandacht aan al die ‘dingen’ (bijv. oude kennis, levenservaring, emotionele reacties) te geven die roepen: ‘maar wíj zijn er toch?’