Oud worden is het eindelijk vermogen
ver af te zijn van plannen en getallen;
een eindelijke verheldering van ogen
voordat het donker van de nacht gaat vallen.
Het is een opengaan van vergezichten,
een bìjna van gehavendheid genezen;
een aan de rand der tijdeloosheid wezen.
Of in de avond gij de zee ziet lichten.
Het is, allengs, een onomstotelijk weten
dat gij vernieuwd zult wezen en herschapen
wanneer men van u schrijven zal: ‘ontslapen’.
Wanneer uw naam op aarde is vergeten.
Ida Gerhardt (1905–1997)
uit: Het sterreschip (1979)
uitgever: Athenaeum-Polak & Van Gennep
In zekere zin is dit het ultieme gedicht over de ouderdom. Evenwichtig, hoopvol. Het schetst de ouderdom niet als een neergang, maar als een verandering. De materiële zaken (“plannen en getallen”, de waan van de dag) komen op de achtergrond, en er komt meer ruimte voor inzicht, voor beschouwing. Mooi is de “verheldering van ogen”. Hoewel het gezichtsvermogen doorgaans minder wordt bij het ouder worden, spreekt de op dat moment 74-jarige dichteres over een “opengaan van vergezichten”.
Het gedicht heeft ook een wat bezwerend karakter. Het blijft de vraag of Gerhardt een daadwerkelijke ervaring verwoordt, of juist een intens verlangen. Een verlangen naar verlossing, naar een opgaan in het goddelijke.