Afscheid van mijn lichaam

 

Waarom, mijn lichaam, was je mij zo weinig waard?
Waarom bleef ik zo koppig tronen in mijn hoofd
en woonde ik mezelf zo hevig uit?
 
O ja, ik hield van wijn, van zwaar doorrookte feesten,
lucide katers en oneindig gulle lakens.
Zo leefde ik verlicht mijn tijd aan stukken.
 
Nu lig ik op een zaal, mijn hart, die logge spier,
verlaat me, laf als een gedicht laat het me staan
en voor het eind van deze avond zakt de dood
mijn longen in.
 
De zon was mij nooit opgevallen als hij niet
steeds onderging. Geen lucht, geen flonkering, geen hoop.
Waarom, mijn lichaam, heb ik nooit in je geloofd?

 

 

Menno Wigman (1966 – 2018)
uit: Slordig met geluk (2016)

 


1 februari 2018 overleed Menno Wigman op 51-jarige leeftijd. Zijn overlijden kwam onverwacht, en schokte poëzieminnend Nederland. Wel was bekend dat hij een hartkwaal had: een paar jaar eerder was hij hier al bijna aan bezweken. Hij schreef er indringend over in Slordig met geluk (2016): ‘Twee weken in mijn eigen graf gekeken, zo diep dat ik het haast begeven had’ en ‘Je hart heeft moeten hoesten. Even, heel even viel de stroom uit in je bast.’ Ook bovenstaand gedicht, dat daags na zijn dood op de Coster-site werd geplaatst, komt uit deze bundel.

De dichter realiseert zich, dat hij niet goed voor zijn lichaam gezorgd heeft. Waarschijnlijk geldt voor veel mensen dat het functioneren van het lichaam een vanzelfsprekendheid is, waarvan je je als je gezond bent niet heel erg bewust bent. Pas als het hapert, als het pijn doet, als je niet kunt doen wat je gewend was, sta je er –noodgedwongen– bij stil. De dichter spaart zichzelf daarbij niet: ‘waarom woonde ik mezelf zo hevig uit?’ Er is geen antwoord op deze vraag, het gedicht blijft een noodkreet, een overpeinzing. En al haalde hij tot zijn eigen verbazing dit keer nog ‘het eind van deze avond’, het afscheid van zijn lichaam kwam voor Wigman veel te vroeg.

Reacties zijn gesloten.